Geschiedenis

Augustinus

Op 13 november 354 werd Augustinus geboren te Thagaste (Souk-Ahras, Algerije) in Numidië, een provincie van Noord-Afrika. Op 32 jarige leeftijd (386) breekt de bekeerling met zijn intellectuele en politieke ambities. Na zijn doopsel in Milaan trekt hij zich uit het openbare leven terug op het ouderlijke landgoed van Thagaste om er met zijn vrienden een eerste ontwerp te maken van een monastiek project, niet van het eenzame leven van de anachoreet zoals Antonius maar van het gemeenschapsleven.

Na drie jaren moet Augustinus zijn contemplatieve droom prijsgeven en wordt, eerst als priester (391) daarna als bisschop (395/396), opgeëist door het kerkvolk van Hippo (Annaba, Algerije). Toch bleef hij zijn monastiek ideaal trouw, niet alleen door het leven dat hij als monnik-bisschop leidde, maar ook door zijn leer waarin hij steeds de eenheid van actie en contemplatie bepleitte. Niet ten onrechte wordt het augustijns religieus leven de gemengde weg (via mixta) genoemd.

Nadat Augustinus in de belegerde bisschopsstad Hippo op 28 augustus 430was overleden, weken de Afrikaanse bisschoppen en de religieuzen uit naar het Europese continent waar het augustijnse monachisme zich verspreidde. Daarbij speelde de kloosterregel van Augustinus een grote rol. De beknoptheid van de tekst, die de kern van het religieuze leven omschreef als de liefde tot God en de naaste, en als de eenheid van hart door de gemeenschap van goederen, liet voldoende speelruimte voor eigen gebruiken of constituties.

Men spreekt van de Orde van Sint-Augustinus (
Ordo Sancti Augustini, OSA), hoewel niet Augustinus de stichter ervan is, maar paus Alexander IV. Toch loopt er van Augustinus naar de Orde een vitale geestelijke band, ook al is de historische continuïteit niet te bewijzen. Na de verovering van Noord-Afrika door de Islam in de 7de eeuw heeft het augustijnse monachisme zich verder in Europa ontwikkeld. De kluizenaarsbewegingen in de 12de en 13de eeuw, die een reactie waren op het verval van het kloosterideaal binnen het gesloten abdijleven, werden door de Pausen van de 13de eeuw naar de opkomende steden omgebogen. Zo werden de augustijnen-eremieten in de steden belast met de zielzorg. Met dit doel verenigde op 9 april 1256 paus Alexander IV in de bul Licet Ecclesiae Catholicaede Toskaanse Eremieten, de Janbonieten (Zanbonini), de Brictinensen (Brictini), de Wilhelmieten en de Eremieten van Sint-Augustinus. Deze eenwording staat bekend als de Grote Vereniging (Magna unio).

De nieuwe Orde kreeg de privileges der bedelorden en verbreidde zich snel over alle landen van Europa. Ze telde op het einde der Middeleeuwen ongeveer 2000 kloosters met 30.000 leden. De werkzaamheid van de nieuwe bedelorde zou vooral bestaan uit de studie en de predikatie. Contemplatief en actief leven zouden worden verenigd door het gebed en de beoefening der kloostergeloften, alsmede door de heiliging van de evenmens middels een intensief en veelzijdig apostolaatsleven. De plaatsgebondenheid (
stabilitas loci) van de abdijen is tot op vandaag vreemd aan de bedelorden; de beweeglijkheid is daarentegen kenmerkend voor hen. Over de hele wereld bestaat de Orde momenteel uit 26 Provincies en 29 kleinere circumscripties zoals vicariaten en regio's.

De ontwikkeling van deze website werd financieel ondersteund door de Federatie van Noordwest-Europa, die de Provincies van Duitsland, Nederland en België samen met het vicariaat van Wenen verenigt. Voor verdere informatie over de Orde van Sint-Augustinus kan men terecht op de website van het Generalaat van de augustijnen in Rome.